In het kader van de herbestrating van de Vughterstraat-Schapenmarkt was in de maanden februari en maart 1997 gelegenheid om de stadspoort bij de Snellestraat, in de volksmond Antwerpsepoort genoemd, aan een archeologisch onderzoek te onderwerpen. Het onderzoek had tot doel om de situatie en de grondvorm van de poort te kunnen vastleggen. De plattegrond van de poort zal op korte termijn in de nieuwe bestrating worden weergegeven. De Antwerpse Poort bevond zich aan het begin van de Schapenmarkt en vormde de toegang tot de stad vanuit Vught. De poort behoorde tot de eerste stadsommuring daterend uit het eerste kwart van de 13de eeuw. Oorspronkelijk bevonden zich drie landpoorten in deze eerste stadsmuur. Van deze poorten zijn in 1972 de Leuvense- of Gevangenpoort en in 1980 en 1983 de Brusselse- of Heilig Kruispoort archeologisch onderzocht. Van deze laatste twee poorten zijn in de 19de eeuw opmetingstekeningen gemaakt voordat ze gesloopt werden. Helaas zijn er geen tekeningen van de Antwerpse Poort bekend. Uit historische bronnen is er nauwelijks informatie over de poort en ook uit recente tijden is er vrijwel geen informatie bekend. In het gemeentearchief bevindt zich het archief van Jan Mosmans (1870-1966), een zeer belangrijke pionier op het gebied van (bouw)historisch onderzoek. Zijn archief vormt een rijke bron van met name bouwhistorische gegevens over thans gesloopte panden en de oudste stadsommuring. Dit archief wordt nog regelmatig gebruikt door de Bouwhistorische en Archeologisch Dienst. In het archief Mosmans bevindt zich een door hem gemaakte reconstructietekening van de Antwerpse | 73 |
Foto: BAD
Gedeelte van de noord-westelijke toren van de Antwerpse poort, opgraving 1997
Poort. In 1924 heeft hij bij de sloop van een aantal panden aan het begin van de Schapenmarkt getracht de poort te documenteren. Uit de recente opgravingsgegevens en de reconstructie van de poort door Mosmans is af te leiden dat hij een gedeelte van de toren die thans is opgegraven inderdaad gezien moet hebben. Hij heeft echter te weinig gezien om tot een verantwoorde reconstructie te komen. Tot 1924 was de positie van de Antwerpse Poort nog herkenbaar door een versmalling van de straat op de overgang van de Vughterstraat naar de Schapenmarkt. Teneinde deze smalle doorgang te verbreden is in 1924 een aantal panden aan de zijde van Achter het Verguld Harnas gesloopt. De opgraving die dit jaar heeft plaatsgevonden is in twee campagnes uitgevoerd, dit laatste omdat de doorgang van het verkeer mogelijk moest blijven. De westzijde is het eerst opgegraven. Deze zijde, zo bleek later, was het meest gaaf bewaard gebleven, met name de hoefijzervormige toren. Voor de buitenmantel was veelvuldig tufsteen, een vulkanisch gesteente uit de Eifel, gebruikt. Aan de straatzijde van de toren waren zowel de sponning van de deur als de sponning van het valhek nog aanwezig. Bijzonder was dat de oudste bestrating nog op een aantal plaatsen werd aangetroffen. Deze bestrating bestond uit onregelmatige brokken kalksteen. In de toren werden vloeren vastgesteld zowel van leem als van baksteen. De oostzijde van de poort was veel minder gaaf bewaard gebleven. De toren aan deze zijde was door de aanwezigheid van een huis, vermoedelijk aangelegd in de 16de eeuw, in sterke mate aangetast. Met name door | 74 |
Antwerpse poort, opgraving 1997
1. aangetroffen muurwerk 2. reconstructie een kelderaanleg binnen het huis was een groot deel van de toren aan de binnenzijde gesloopt. Aan de zijde van de oorspronkelijke doorgang was een groot deel van de poort verdwenen door de aanleg van een recente riolering. Uit het onderzoek is gebleken dat de toren vermoedelijk al in de tweede helft van de 14de eeuw in gebruik werd genomen als woonruimte. De ronde binnenzijde van de toren is toen namelijk rechthoekig uitgekapt en er zijn aanwijzingen dat zich tegen de muur een schouw heeft bevonden. Vermoedelijk is de poort reeds in de 16de eeuw gesloopt, waarna ter plaatse van de poort nieuwe huizen werden gebouwd. Deze huizen hebben er met aangepaste voorgevels gestaan tot het begin van deze eeuw. Uit het onderzoek is af te leiden dat de twee hoefijzervormige torens een lengte van 6-7 meter en een gereconstrueerde breedte van 5 meter hadden. Tussen de torens bevond zich de rijweg met als smalste doorgang tussen de torens 3,5 meter. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat de poort qua opzet goed vergelijkbaar is met de andere twee poorten, namelijk twee hoefijzervormige torens waartussen een doorgang. Een groot verschil is dat de Antwerpse Poort in vergelijking met beide andere poorten aanmerkelijk kleiner is. De torens van de Antwerpse Poort zijn 6-7 meter lang, in tegenstelling tot de torens van de beide andere poorten die ongeveer 10 meter lang zijn. De positie van de poort wijkt enigszins af van de reconstructie van het tracé van de eerste stadsmuur zoals in 1983 gepubliceerd is in H.L. Janssen (red.), 'Van Bos tot Stad' Opgravingen in 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1983). Het blijkt dat de poort enige meters verder richting Markt heeft gelegen. Ook bij de opgraving van het Minderbroedersklooster in 1985 werd al geconstateerd dat de stadsmuur hier eveneens enige meters meer in de richting van de Markt lag. Het onderzoek heeft weer een ontbrekend stukje van de stadsmuur opgeleverd, zodat de reconstructie van het tracé opnieuw kan worden aangevuld. | 75 |
Ronald van Genabeek, Eddie Nijhof en Frederike Schipper, Stad op de schop (2019) 126, 690